
 De jaarfeesten laten de kinderen het ritme in het jaar meebeleven. Meestal
zijn de feesten sterk verbonden met de wisselende seizoenen. In liedjes,
verhalen en spelletjes wordt de betekenis van de jaarfeesten op een eenvoudige
manier voor de kinderen tot uitdrukking gebracht. Ook het lokaal en de “seizoentafel” worden
versierd in de sfeer en stemming van het feest.
Er worden bekende en wat minder bekende feesten gevierd. Elk feest heeft
eigen gebruiken en een eigen signatuur. We maken lampionnen of palmpasenstokken,
we dansen in de kring, we genieten van een speciale feestmaaltijd, er zijn
bloemen, fruit, liedjes, verhalen … En het feest beperkt zich niet
tot een dag, maar het strekt zich uit over weken van voorbereiden en nabeleven.
De jaarfeesten zijn:
Michael (herfst) |
29 september |
|
Sint Maarten |
11 november |
|
Advent |
4 zondagen voor Kerst |
|
Sint Nicolaas (winter) |
5 december |
|
Kerstmis |
25 en 26 december |
|
Driekoningen |
6 januari |
|
Maria Lichtmis |
2 februari |
|
Palmpasen (lente) |
zondag voor Pasen |
|
Pasen |
de zondag en de maandag volgend op de eerste volle maan na
het begin van de lente |
|
Pinksteren |
50 dagen na Pasen |
|
Sint Jan (zomer) |
24 juni |
|
|